De gemeente en Pidpa sloten op 15 juni 2006 een overeenkomst ter uitvoering van de gemeentelijke saneringsverplichting (transportovereenkomst). De gemeenteraad keurde op 11 mei 2009 een geactualiseerde versie van en op 14 december 2015 een addendum bij deze transportovereenkomst goed.
Pidpa stelt op basis van de beslissing van de gemeente de tarieven van de gemeentelijke saneringsbijdrage/vergoeding vast.
De bijdragen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk vlak (en op bovengemeentelijk vlak) bestaat uit een vastrecht en een variabele prijs (art. 4.3.1.1.1.§2 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, verder Waterwetboek).
De vergoedingen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk vlak (en op bovengemeentelijk vlak) bestaat uit een vastrecht en een variabele prijs (art. 4.3.1.2.1.§1 Waterwetboek).
De tarieven van het vastrecht worden bepaald in artikel 4.3.1.1.3. Waterwetboek.
De gemeente moet dus enkel beslissen over het variabele gedeelte van de gemeentelijke saneringsbijdrage en meer bepaald over het basistarief en het vlak tarief.
Bij het vaststellen van het variabele gedeelte van de gemeentelijke saneringsbijdrage moet rekening gehouden worden met het tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage. Artikel 4.3.1.1.4.§2 Waterwetboek bepaalt namelijk het volgende: "Het gemeentelijke tarief voor de berekening van de variabele prijs voor de collectieve sanering mag ten opzichte van het bovengemeentelijke tarief voor de berekening van de variabele prijs maximaal 1,4 keer hoger zijn."
De bijdrage voor de sanering op gemeentelijk vlak is bestemd voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting (art. 4.3.1.1.1.§2 Waterwetboek).
De vergoeding voor de sanering op gemeentelijk vlak is bestemd voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting (art. 4.3.1.2.1.§1 Waterwetboek).
De ontvangen bijdragen en vergoedingen worden aangewend voor werkzaamheden inzake het gemeentelijke rioolbeheer.
De factor voor het bepalen van het tarief van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding werd door de gemeenteraad in zitting van 14 december 2015 vastgesteld op 0,709 keer de bovengemeentelijke saneringsbijdrage.
De bovengemeentelijke saneringsbijdrage wordt vastgesteld door de Vlaamse Overheid op basis van de evolutie van de financieringsbehoefte van de saneringsnoden.
Sinds 2005 (invoering van de gemeentelijke saneringsplicht en de bijhorende transportovereenkomst) werd de gemeentelijke saneringsbijdrage vastgesteld op 0,44 euro per m³ (excl. BTW). Eind 2013 stelde het gemeentebestuur vast dat dit tarief ontoereikend is. Om de nodige investeringen te kunnen blijven doen voor de sanering van het lokaal afvalwater besliste het gemeentebestuur om vanaf 1 januari 2014 de gemeentelijke saneringsbijdrage te verhogen van 0,44 naar 0,66 euro per m³ (excl. BTW). Sinds 2016 wijzigde de tariefregulering van de integrale drinkwaterfactuur en daarmee ook de wijze van berekening en aanrekening van de gemeentelijke saneringsbijdrage. De gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding werd toen vastgesteld op 0,709 keer het tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage, wat overeenstemt met de tot dan geldende 0,66 euro per m³ (gelijkblijvend beleid).
De huidige gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding (factor 0,709) is laag in vergelijking met veel andere gemeenten en komt overeen met 50% van het maximaal toegelaten tarief. Om deze inkomsten, die aangewend worden voor werkzaamheden inzake het gemeentelijk rioolbeheer, te verhogen en om ook meer het principe 'de vervuiler betaalt' toe te passen, is het aangewezen om deze te verhogen naar hetzelfde niveau als de bovengemeentelijke saneringsbijdrage (factor 1,000).
De factor voor het bepalen van het tarief van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding wordt vanaf 1 januari 2023 vastgelegd op 1,000 keer het tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage.
Dit besluit wordt bezorgd aan Pidpa o.v., Desguinlei 246, 2018 Antwerpen.