Het gemeentelijk belastingreglement op de bedrijven van 18 november 2019 geldt tot en met aan-slagjaar 2025. Vooruit-Groen onderschrijft dat de gemeente ook de komende jaren een gemeentebelasting op de bedrijven wil heffen, maar wenst voor de volgende jaren het tarief te wijzigen. Met haar voorstel tot wijziging van het MJP opteert het bestuur in globo voor een toename van inkomsten die hun oorsprong vinden in gelden afkomstig van particulieren, dit door het wijziging van tal van vergoedingen en retributiereglementen. De belastingdruk voor bedrijven daarentegen blijft gelijk over de resterende periode waarop het MJP van toepassing is. Daarom stelt Vooruit-Groen voor om de gemeentebelasting voor bedrijven en de daarbij horende tarieven te verhogen met 12%. De fractie wenst daarbij echter ook te voorzien in een correctie ten voordele van lokale duurzame energie als beleidsinstrument om lokale duurzame energieproductie te promoten en in een bijkomende correctie die grotere bedrijven niet langer belast aan degressieve tarieven maar net meer laat bijdragen vanuit het principe dat de sterkste schouders grotere lasten dragen.
De gemeentelijke fiscale autonome is verankerd in de Grondwet. De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen. Een belasting is budgettair noodzakelijk met als doel de uitgaven van de gemeente te dekken, zowel de verplichte als de facultatieve.
De gemeente streeft een beleid na met volgende kenmerken:
Het belastbaar feit bestaat uit elke vestiging die op het grondgebied van de gemeente Arendonk is gelegen en die door het bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden. De belasting is gebaseerd op een eenvoudig meetbare belastbare grondslag, namelijk de oppervlakte die bedrijven, natuurlijke personen met een zelfstandige beroepswerkzaamheid en rechtspersonen met winstoogmerk gebruiken of ter beschikking hebben. Het oppervlaktecriterium wordt als berekeningsbasis redelijk en objectief beschouwd teneinde de gemeentebelasting op de bedrijven te berekenen.
Deze belasting beoogt een bijdrage van bedrijven in de algemene bestuurlijke uitgaven van de gemeente en de verscheidenheid in tarifering houdt rekening met het verschil in invloed van de belastingplichtigen op deze gemeentelijke uitgaven, onder meer wat betreft infrastructuur en algemene dienstverlening.
De belasting beoogt belastingplichtigen met verschillende toestanden en die verscheidenheid moet noodzakelijkerwijs worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een specifieke belastingregeling.
Verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit maken redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uit voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering.
Het heffen van minimumbelastingen is gerechtvaardigd doordat mag aangenomen worden dat de voorziene minimumbedragen van dien aard zijn dat ze binnen ieders draagkracht liggen.
Bedrijven dragen aldus op een evenwichtige manier bij tot de financiering van het gemeentelijk beleid.
Categorieën van bedrijven die door hun aard de grond (bodem) als natuurlijk productiemiddel of voor specifieke openluchtrecreatieve beroeps- of bedrijfsdoeleinden aanwenden en die in vergelijking met andere categorieën een lager rendement per vierkante meter oppervlakte hebben, hebben een uitzonderlijke nood aan grotere oppervlakten om een economisch leefbare (rendabele) exploitatie te kunnen realiseren. De tariefstructuur komt tegemoet aan de doelstelling van een evenwichtige spreiding in functie van de financiële draagkracht door voor deze categorieën van belastingplichtigen aangepaste tarieven te voorzien, die in overeenstemming kunnen worden beschouwd met hun financiële draagkracht.
Tom Claessen licht de aanvullende dagordepunten 41- 42- 43 en 44 toe.
Kenny Viskens stelt dat het niet correct is dat gesteld wordt dat de facturen eenzijdig bij de gezinnen of particulieren worden gelegd. Er worden ook lasten gelegd bij de bedrijven.
De industrie vertegenwoordigt meer dan 22% van de inkomsten van de gemeente.
We zijn heel dankbaar om de jobcreatie door de industrie. De bedrijven kunnen de verhoging van de (personeels) kosten niet allemaal één op één doorrekenen o.w.v. de concurrentiepositie.
Benny Maes stelt dat ook bedrijven het moeilijk hebben, en dat we hen best niet opzadelen met extra lasten. Onze insteek is het maximaal activeren van de beschikbare gronden, maar een verhoging van de belastingen zal weinig of geen effect hebben. We zouden andere manieren moeten vinden om de gronden te activeren.
Joan Wijnen stelt betrekkelijk toegevoegd dagordepunt 43 de vraag waarom de belasting op reclameborden niet verschuldigd is door politieke organisaties.
Voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 wordt door de gemeente Arendonk een gemeentebelasting op de bedrijven geheven.
§1. De belasting wordt gevorderd van elke natuurlijke persoon die in hoofd- of bijberoep een zelfstandige beroepswerkzaamheid uitoefent of die een of meerdere daden heeft gesteld die de uitoefening van een zelfstandige beroepswerkzaamheid toelaten, kunnen toelaten of doen vermoeden en die op 1 januari van het aanslagjaar, op het grondgebied van de gemeente Arendonk, een of meerdere vestigingen heeft, gebruikt voor de uitoefening van de zelfstandige beroepswerkzaamheid of voorbehouden tot het gebruik voor de (mogelijke) uitoefening van de (een) zelfstandige beroepswerkzaamheid.
De natuurlijke persoon die uit hoofde van zijn zelfstandige beroepswerkzaamheid uitsluitend optreedt als werkend vennoot of als bestuurder in een overeenkomstig de gemeentebelasting op de bedrijven belastbare vennootschap wordt niet als belastingplichtig beschouwd in de zin van artikel 1, §1, eerste lid van dit reglement.
§2. De belasting wordt gevorderd van elke rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht onderworpen aan de vennootschapsbelasting, inclusief de rechtspersoon die in vereffening is gesteld, en die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente Arendonk een of meerdere vestigingen heeft, door voornoemde rechtspersoon gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden.
De rechtspersonen vermeld in de artikelen 180 tot en met 182 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet belastingplichtig in de zin van artikel 1, §2, eerste lid van dit reglement.
§3. De belasting wordt gevorderd van elke rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht die een winstoogmerk heeft, maar niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, inclusief de rechtspersoon die in vereffening is gesteld, en die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente Arendonk een of meerdere vestigingen heeft, door voornoemde rechtspersoon gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden.
De rechtspersonen vermeld in de artikelen 180 tot en met 182 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet belastingplichtig in de zin van artikel 1, §3, eerste lid van dit reglement.
Elke belastingplichtige is de belasting verschuldigd per afzonderlijke vestiging hoe ook genoemd, die door hem/haar wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de gemeente Arendonk is gelegen.
Elke belastingplichtige, vermeld in artikel 1, wordt geacht over een belastbare vestiging te beschikken, waarvoor minstens de minimumbelasting verschuldigd is.
Een belastbare vestiging is elke oppervlakte die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot gebruik is voorbehouden of bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden.
Onder een oppervlakte wordt het volgende verstaan: elk (gedeelte van een) onroerend goed, elke lokaliteit of ruimte onder gelijk welke vorm en die individueel of collectief worden gebruikt of kunnen gebruikt worden, met inbegrip van de plaats of het adres waarop een maatschappelijke of administratieve zetel gevestigd is.
Onder 'gebruik' moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van onder meer het gebruik als (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, conciërgewoning.
Om belastbaar te zijn, volstaat het dat een oppervlakte eventueel (nog) kan gebruikt worden, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (vb. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel nut of gebruik).
Aan elkaar grenzende oppervlakten worden als één vestiging beschouwd, op voorwaarde dat deze oppervlakten niet van elkaar gescheiden zijn door een openbare weg of een openbare waterloop. Twee of meer oppervlakten met elkaar verbonden door het bestaan van een wettelijk toegekende wegvergunning, worden beschouwd als één enkele vestiging.
Met wegvergunning wordt bedoeld: een vaste en duurzame constructie onder, op of boven de openbare weg en/of openbare waterloop (bv. tunnel, overbrugging).
Een belastingplichtige van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend een ambulant karakter hebben, heeft een belastbare vestiging op het adres van zijn/haar in de gemeente Arendonk gelegen verblijfplaats (waar in het kader van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden de opslag van goederen of materiaal, de voorbereiding, de planning, de organisatie, de administratieve ondersteuning of het beheer in de ruimste zin gebeuren of kunnen gebeuren).
De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt.
Voor de vaststelling van de belastbare gebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt, wordt in voorkomend geval de oppervlakte gemeten van elk ondergrondse en bovengrondse bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren, evenals van het gebruikte of tot gebruik aan te wenden dak, doch met uitsluiting van het gedeelte dat uitsluitend als woongelegenheid van de belastingplichtige – natuurlijke persoon – wordt gebruikt.
De dakoppervlakte is niet belastbaar onder de volgende voorwaarden die gelijktijdig dienen vervuld te zijn: het dak is niet bereikbaar voor externen én de belastingplichtige heeft op dezelfde vestiging een oppervlakte ter beschikking voor minstens de dakoppervlakte.
De oppervlakte die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen gebruikt wordt of ter beschikking is, wordt in hoofde van iedere belastingplichtige belast pro rata van de door hem/haar exclusief gebruikte of ter beschikking zijnde gebouwde en ongebouwde oppervlakten.
Indien de gemeenschappelijke oppervlakte eveneens gebruikt wordt door, of ter beschikking is van niet-belastingplichtigen, dan wordt bij de vaststelling van de belastbare oppervlakte het gedeelte van de gemeenschappelijke oppervlakte dat pro rata kan worden toegewezen aan niet-belastingplichtigen in mindering gebracht.
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt bepaald:
Voor bedrijven met een oppervlakte groter dan 10.000 m²: forfaitair 840 euro vermeerderd
In afwijking van het bepaalde in artikel 4 gelden voor de agrarische bedrijven volgende heffingen:
basisbedrag: 85 euro, vermeerderd met:
Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende begrippen gebruikt:
In afwijking van het bepaalde in artikel 4 gelden voor de openluchtrecreatieve bedrijven volgende heffingen:
Vestigingen met een oppervlakte van meer dan 200 000 m² (20 ha) worden belast op basis van 1 560 euro voor de eerste 200 000 m² (20 ha), verhoogd met 28 euro per 10 000 m² (1 ha) of gedeelte van 10 000 m² (1 ha) voor de schijf van de oppervlakte boven de 200 000 m² (20 ha).
Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende begrippen gebruikt:
Belastingplichtigen die door de aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook gronden gebruiken voor landbouw en/of tuinbouw en/of openluchtrecreatie zoals bedoeld in artikelen 5 en 6 worden - naast de reglementaire taxatie voor de andere belastbare oppervlakten - voor bedoelde gronden belast tegen het tarief voor agrarische bedrijven en/of openluchtrecreatieve bedrijven.
De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar. Het feit dat in de loop van het aanslagjaar een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige beëindigt, een vennootschap ophoudt te bestaan, de belastbare oppervlakte vermindert en/of een belastbare vestiging wordt gesloten of verlaten, geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering of teruggave.
Indien bewezen wordt dat een natuurlijke persoon zijn/haar mogelijkheid tot uitoefening van een zelfstandige beroepswerkzaamheid uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief beëindigde of indien bewezen wordt dat een vennootschap uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief ophield te bestaan, gaat de hoedanigheid van belastingplichtige verloren. Bij een tijdelijke onderbreking van de werkzaamheden of bij een inactiviteit of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten, blijft de hoedanigheid van belastingplichtige verder bestaan.
§1. Wanneer alle aangiftegegevens gekend zijn, stuurt de gemeente een voorstel van aangifte aan de belastingplichtige. Als de gegevens op dat voorstel van aangifte niet correct zijn, moet de belastingplichtige dat gecorrigeerd en ondertekend terugbezorgen aan de gemeente voor de vermelde vervaldatum. Indien alle gegevens correct zijn, moet hij dit niet doen.
§2. Wanneer niet alle aangiftegegevens gekend zijn, stuurt de gemeente een aangifteformulier aan de belastingplichtige. De belastingplichtige moet het aangifteformulier volledig ingevuld en ondertekend terugbezorgen aan de gemeente voor de vermelde vervaldatum.
§3. Een belastingplichtige die geen voorstel van aangifte of aangifteformulier ontvangen heeft, kan een blanco aangifteformulier aanvragen.
§4. Indien de belastingplichtige het aangifteformulier niet voor de vermelde vervaldatum terugbezorgt, kan de gemeente de belasting ambtshalve inkohieren. Ook indien het aangifteformulier onjuist, onvolledig of onnauwkeurig werd ingevuld, kan de gemeente de belasting ambtshalve inkohieren.
§5. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
§6. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 50%. Deze verhoging wordt per vestiging toegepast. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. De verhoging wordt niet toegepast indien de belastingplichtige tijdig en correct alle noodzakelijke gegevens bezorgt als reactie op het aangetekend schrijven bedoeld in §5 van dit artikel.
Tevens moet elke belastingplichtige, vermeld onder artikel 1, binnen de maand uit eigen beweging aangifte doen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, van:
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
De belastingschuldige kan schriftelijk bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen, Vrijheid 29, 2370 Arendonk of via e-mail aan belastingen@arendonk.be. Het bezwaar moet ondertekend en gemotiveerd zijn.
Het bezwaar moet op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Bij betwisting is het de belastingschuldige die moet bewijzen dat het bezwaar tijdig werd ingediend.
Binnen vijftien dagen na de indiening van het bezwaarschrift stuurt de gemeente een schriftelijke ontvangstmelding.